Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Breitner

betekenis & definitie

George Hendrik; geb. Rotterdam 12 september 1857, overl.

Amsterdam 5 juni 1923. Studeerde te Rotterdam onder leiding van C. Neurdenburg (tekenen) en later C. Rochussen (1875), daarna in Den Haag leerling van de Haagse Tekenakademie (J. Ph. Koelman) 1875-1882, in 1880 raadgevingen van W.

Maris, daarna te Parijs (in 1884 les van F. Cormon). Vertrok in 1886 naar Amsterdam (lessen op de Rijksakademie, onder leiding o.a. van A. Allebé, 1886-1887). ‘Amsterdams’ schilder van ‘het leven op straat’, maakte ook veel ‘naakten’ en was ‘een vriend der huzaren’ met zijn cavalerie- en artillerievoorstellingen. Ook portretten, figuren en stillevens. Heeft geëtst, maar was vooral een groot impressionist in zijn olieverven en aquarellen.

Heeft veel onderscheidingen met zijn werken op binnen- en buitenlandse exposities behaald. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Behaalde in 1894 een prijs uit het Willink van Collenfonds. Gaf les aan T. Bakker, P. ten Cate, M. Ch.

L. Fritzlin, R. Hanf, C. G. ’t Hooft, G. D. Labots, M.

H. Mackenzie, C. J. Maks, F. H. Verster van Wulverhorst.

Gaf raadgevingen aan A. M. de KruijfF, J. J. Ritsema en P. Th. van Wijngaerdt.Tentoonstellingen te Amsterdam, Arnhem, Den Haag enz. van 1879-1905 (en later), o.m.: stillevens; veldpost; huzaren op mars; de hoefsmid; stuk geschut met bespanning; diverse duingezichten met cavaleristen; enkele portretten; manoeuvres; rijdende artillerie op de heide; schuiten bij avond; tientallen Amsterdamse straatgezichten met trams; bespannen paarden; volksvrouwen; interieurs met Japanse vrouwen; gezichten in de dokken; bouwplaatsen, enz.

AMSTERDAM -Rijksmuseum: 53 schilderijen, w.o. portretten en figuren (o.m. de echtgenote van de schilder; meisje in kimono); cavalerie- en artillerievoorstellingen; stadsgezichten in Den Haag en Amsterdam (o.m. het Rokin; grachten; bouwterreinen); landschappen en stillevens. Tevens vier aquarellen. -Stedelijk Museum grote collectie schilderijen, aquarellen en tekeningen, w.o. soepuitdeling; drie vrouwen op een brug; de rode kimono; meisjes in de sneeuw; doorbraak Raadhuisstraat; aan boord; Rokin bij avond; de werf; Nieuwe Teertuinen in de winter; Pittsburgh; ‘In Holland staat een huis’, ARNHEM -Gemeentemuseum: buurtje in de Jordaan (gem. G.H.B.); Gele rijders op de Veluwe (gem. G. H. Breitner).

DORDRECHT -Dordrechts Museum: de Dam te Amsterdam bij avond; zelfportret.-Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison: Amsterdam bij winter; werkpaarden in de sneeuw. ENSCHEDE -Rijksmuseum Twenthe: meisje in witte kimono. GRONINGEN Groninger Museum: hartjesdag; schildersatelier (beide aquarellen uit de collectie Veendorp); le coup de canon (1887). DEN HAAG -Gemeentemuseum: twee zelfportretten; cavalerie; liggend naakt; het Rokin; de rode kimono; waspit; de zandhoek; gemberpot met witte tulpen; gracht te Amsterdam; oosterling (aquarel); enige bruiklenen. -Rijksmuseum H. W. Mesdag: op verkenning.

HAARLEM -Frans Halsmuseum: grondwerkers (aquarel), HEINO Stichting Hannema-De Stuers: de grintgroeve; een Arabier (aquarel). Tekeningen: vrouweportretje; portret van een jonge vrouw; lopend meisje; vrouw zich kledend; sleperswagen met paard, LAREN (NH.) -Singer Museum: de Dam te Amsterdam; doorbraak Raadhuisstraat te Amsterdam; militairen in de duinen (aquarel), oss -Jan Cunenmuseum: paarden op de Dam te Amsterdam bij avond, OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: vrouwelijk halfnaakt (gem. G. H. Breitner); de windstoot (gem. G.

H. Breitner); zelfportret; portret van een vrouw; fabrieksmeisjes; twee grondwerkers; doorbraak voor de bouw van Maison de la Bourse. 145 aquarellen en tekeningen, vnl. studies van o.m. landschappen; cavaleristen; vrouwen; boeren; negers; naakten; stadsgezichten; kinderen; paarden; schepen; heiwerken ; enz. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: in het atelier; liggend naakt (studie); meisjesportret; voor de spiegel; buitenwijken van Amsterdam; twee Amsterdamse vrouwen (studie); doorbraak voor de bouw van Maison de la Bourse; twee witte paarden; houtvlotten in de sneeuw bij de Zandhoek te Amsterdam; zelfportret; de hoefsmid (aquarel); militaire inspectie (aquarel); drie etsen, UTRECHT -Centraal Museum: liggend naakt; paardentrams op de Dam; vrouwelijk naakt (aquarel); manlijk naakt (zwartkrijttekening). -Collectie van Baaren: huzaren in de sneeuw; de trompetter van
de Gele rijders; drie vrouwenkoppen (krijttekeningen). Tentoonstellingen o.m. Stedelijk Museum Amsterdam (cat. 1933,1947 en 1957-1958); Gemeentemuseum Den Haag (cat. 1928en 1947-1948); Museum De Lakenhal: Leiden (cat. 1955) en Museum Boymans Rotterdam (cat. 1954).

Elsevier XI, 1896 (Ph. Zilcken, bldz. 297-508), LII 1916 (Kroniek), LIV, 1917 (Kroniek), LIX, 1920 (Kroniek), LXV, 1925 (Kroniek), LXVI, 1925 (Kroniek), LXVIII, 1924 (Kroniek), LXXVI, 1928 (Kroniek), LXXVII, 1929 (W. Steenhoff, bldz. 1-10), LXXXVI, 1955 (Kroniek), LXXXIX, 1955 (Kroniek) en XCIX, 1940 (Kroniek en kunstagenda): Maandblad v. Beeldende Kunsten 1955 (M. F. Hennus, bldz. 55-37) en 1933 (W.

F. Douwes, bldz. 325-330); Museumjournaal 3,1957-58 (A. M. Hammacher, bldz. 89-94 en
K Heynsius, bldz. 99-104).

A. Pit, W. Steenhoff, J. Veth en W. Vogelsang: ‘G. H.

Breitner', Amsterdam 1904-1908; Ph. Zilcken: ‘G. H. Breitner’, Amsterdam 1912; A. van Schendel: ‘Breitner’ (Palet-serie), Amsterdam 1939; A. M. Flammacher: ‘Amsterdamsche impressionisten en hun kring (bldz. 42, 44-46, 64, 82-89 en 96), Amsterdam 1941; Colmjon-Scheen: De Haagse School’, Rijswijk 1950; P.

H. Hefting en C. C. G. Quarks van Ufford: ‘Breitner als fotograaf Rotterdam 1966; I.V. Pols: ‘G.

H. Breitner’, proefschrift Universiteit van Amsterdam, 1966; P. H. Hefting:
‘G. H. Breitner in zijn Haagse tijd’, Utrecht 1970; P. H.

Hefting: ‘G. H. Breitner, brieven aan A. P. van Stolk’, Utrecht 1970. A. B.

Osterholt: ‘Breitner en zijn foto’s, Amsterdam 1974; P. Hefting: ‘Brieven van G. H. Breitner aan H. J. van der Week (Ned. Kunsthistorisch Jaarboek 1976, bldz. 127-173), Haarlem 1977.


Gram 1904; Luns; Plasschaert; Scheen 1969; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller.