overbrengen van weefsel of orgaan naar een ander lichaamsdeel of individu (bloedtransfusie, hoornvliestransplantatie). De transplantaten moeten dezelfde antigenen hebben.
Anders maakt de ontvanger hiertegen als vreemd weefsel — antilichamen. Het beste zijn autotransplantaten (van weefsel van ontvanger), bv. stukje huid, daarna iso(syn) transplantaten (donor en ontvanger met hetzelfde genotype, bv. eeneiige tweeling). Een homoio (allo) transplantaat blijft bij dezelfde soort (de meeste orgaantransplantaties van de mens, liefst dezelfde familie). Bij planten te vergelijken met ➝ enten.
