Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

Gepubliceerd op 03-04-2020

mutatie

betekenis & definitie

verandering in erfelijke informatie van genotype die niet berust op segregatie of recombinatie. Darwin heeft de term reeds gebruikt.

Hugo de Vries vestigde naar aanleiding van zijn onderzoek met de teunisbloem (Oenothera) de aandacht op dit verschijnsel en heeft dit begrip ingevoerd. Somatische mutatie: treedt op in een lichaamscel, er ontstaan dan chimeren. Dit zijn individuen waarbij de genotypen van de verschillende cellen niet gelijk zijn. Is deze zichtbaar dan hebben we een knopvariatie. Generatieve mutatie: het gemuteerde gen wordt op het nageslacht overgedragen. Type van mutaties: 1. Factor-, gen- of locusmutatie; dit betreft één gen. Het zijn veranderingen in het DNA. De genetische code is dus gewijzigd. Er ontstaat een nieuwe factorenpaar. De mutatie kan verlopen van dominant naar recessief (recessieve mutatie) of van recessief (recessieve mutatie) of van recessief naar dominant (dominante mutatie).
2. Chromosomenmutaties: verandering in structuur en vorm van chromosomen,
a. Fragmentatie: breuk van chromosoom,
b. Deficiëntie: ontbreken van een stuk van een chromosoom,
c. Duplicatie: verdubbeling van een gedeelte van een chromosoom,
d. Inversie: omkering van een gedeelte in een chromosoom.
3. Genoommutatie: betreft veranderingen in het aantal chromosomen,
a. Het aantal chromosomen in één serie kan, doordat in de meiose de chromatiden niet tijdig uiteenwijken (non-disjunctie), gewijzigd worden. De cellen hebben dan een chromosoom te veel. 2n + 1: trisoomras (één chromosoom in drievoud), 2n 1: monosoomras (één chromosoom in enkelvoud). 2n 2: nullisoomras (als regel niet levensvatbaar).
b. Het aantal series chromosomen kan zich wijzigen. Een genoom is het haploïde stel chromosomen. Normaal heeft elke plant twee genomen; verandert nu het aantal genomen van twee tot een ander getal, dan spreken we speciaal van genoommutatie. Dit leidt tot polyploïdie.

Andere indeling:

1. a. kunstmatige mutatie of experimentele mutatie, opzettelijk veroorzaakte mutatie, 1. b. spontane mutatie: ontstaan zonder aanwijsbare oorzaak,
2. a. verliesmutatie: als de mutatie minder levensvatbaar is dan het oorspronkelijke individu,
2. b. winstmutatie: als de mutatie meer levenskrachtig is - of een ander voordeel heeft dan het oorspronkelijke individu, ➝ polyploïdie.