Bijbelse spreekwoorden

C.F. Zeeman (1888)

Gepubliceerd op 12-03-2025

Zich niet onbetuigd laten

betekenis & definitie

Onbetuigd. Hand 14: 17.

Deze spreekwijze levert weder een voorbeeld op, hoe dikwijls bijbelsche uitdrukkingen bij ons volk in de taal des dagelijkschen levens overgingen, in geheel andere en veel lagere beteekenis dan zij oorspronkelijk hadden, en hoe zij, in zulk een zin eenigen tijd gebruikt, dikwijls in de grootste onbekendheid met hun oorsprong en daarom juist in alle onschuld op de lippen worden genomen. Zoo is het, gelijk wij vroeger zagen, met het spreekwoord het grondsop is voor de goddeloozen, met de zegswijze het is een leven als een oordeel enz., maar zoo is het ook hier. De uitdrukking, zich niet onbetuigd laten, wordt gebruikt wanneer men een welvoorzienen disch alle eer aandoet, van de opgebrachte spijzen zeer smakelijk eet; ik heb mij niet onbetuigd gelaten, is de krachtige uitdrukking der welvoldaanheid, waarmee iemand voor de vriendelijke uitnoodiging des gastheers bedankt. De uitdrukking is ontleend aan Handel. 14: 17, de eenige plaats waar zij voorkomt. Daar evenwel wordt zij van God zelven gebruikt. Paulus en Barnabas, de heidensche bewoners van Lystre waarschuwende tegen de afgoderij, spreken daarbij van God, die, al liet Hij tot dusver hen in de door henzelven gekozen verkeerde paden wandelen, zich toch niet aan de heidenen onbetuigd gelaten had, door hun goed te doen en vruchtbare tijden en vroolijkheid te geven. De uitdrukking beteekent dus dat God het voor de Heidenen niet aan getuigenissen van zijn bestaan, van zijne wijsheid en goedheid had laten ontbreken. In denzelfden zin wordt nu de spreekwijze bij de aanstonds vermelde gelegenheden gebezigd; zij beteekent dan, het niet aan krachtdadige bewijzen of getuigenissen laten ontbreken van ingenomenheid met de toebereide spijzen, van goeden eetlust. Het gebruik heeft dus oorspronkelijk zijn grond in de uit spotternij voortvloeiende overneming van vaak tot vervelens toe gehoorde bijbelklanken.

< >