Er zijn in de H. Schrift twee woorden, die St.Vert. door „zwaluw” vertaalt.
1. dērōr. Hiermede wordt de vogel aangeduid, die wij ook als „z.” kennen, al komen in Palestina behalve de Boerenz. (Hirundo rustica) en de Oeverz. (Riparia riparia) nog andere soorten voor. Hun nestgewoonten worden genoemd Ps. 84 : 2, en hun snelle vlucht Spr. 26 : 2.
2. sīs. Meer in het bijzonder wordt met dit woord aangeduid de Gierz. (Apus galilejensis), een trekvogel (Jer. 8 : 7), die met andere soortgenoten zijn nest bouwt tegen het dak van grote kalkholen. Daarom zijn ze rondom de Dode Zee in grote aantallen aanwezig. Ze zoeken over grote afstanden hun voedsel, wat mogelijk is dank zij de enorme snelheid, waarmede zij vliegen. Deze Gierz. brengt een geluid voort, dat een zacht, melodisch klagen is (Jes. 38 : 14).
