Bij het bakken maakte men een deeg van vers meel, en daaraan voegde men toe wat gegist deeg van een vorig baksel; dat oudere deeg, het z., was in water bewaard. Z. is dus iets van gisteren, van het verleden „de oude zuurdesem”, 1 Cor. 5 : 7.
Merkwaardig is het, dat op Pinksteren twee beweegbroden worden geofferd, die gezuurd zijn, Lev. 23 : 17; men gebruikte daarvoor het meel van de nieuwe oogst met z. van de vorige oogst; daarmee werd in deze broden uitgedrukt, dat God een onafgebroken reeks van zegeningen geeft. Zie ook Paasfeest en Spijsoffer.