Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

ZADOK

betekenis & definitie

„rechtvaardig”. Hier wordt van hen, die zo heetten, alleen genoemd de zoon van Ahitub, 2 Sam. 8 : 17.

Hij was een afstammeling van Eleazar, de zoon van Aäron, 1 Kron. 24 : 3. Hij komt ook voor in 1 Kron. 12 : 27, 28. Z. en Abjathar waren beiden hogepriesters ten tijde van David, 2 Sam. 8 : 17. Z. deed dienst bij de tabernakel op de hoogte te Gibeon, 1 Kron. 16 : 39. Zowel Abjathar als Z. bewezen David tijdens diens vlucht voor Absalom gewichtige diensten, nadat zij op Davids verzoek weer met de ark naar Jeruzalem waren teruggegaan, 2 Sam. 15 : 24—29; 19 : 11. Toen Abjathar de partij van Adonia koos, bleef Z. op de hand van Salomo en moest hij Salomo op Davids bevel tot koning zalven, 1 Kon. 1 : 7, 8, 32—45. Toen Abjathar naar Anathoth werd verbannen door Salomo kwam het hogepriesterschap in de lijn van Eleazar, 1 Kon. 2 : 26, 27, zie Ez. 44 : 15 Abjathar, Hogepriester.

< >