De W. zijn de grootste hagedissen, die bekend zijn. Door hun afmetingen en inwendige lichaamsbouw vertonen ze ook overeenkomst met de Krokodillen.
Zij komen in ± 33 soorten voor in Afrika, Azië en Australië. De w. van Palestina is de Woestijnw. (Varanus griseus), de „landkrokodil” van Herodotus. Hij wordt 130 cm lang, waarvan de ronde staart de helft inneemt. Het grijze lichaam is met gele vlekken overdekt. Het is geen ongevaarlijk dier. Niet alleen zijn de tanden een gevaarlijk wapen, maar de machtige staart, waarmede hij geweldige klappen kan uitdelen, is nog gevaarlijker. In alle zandige streken en in de duinen is hij algemeen. Hij kan uitnemend klauteren en rust bij voorkeur op steile, rotsige hellingen in de zon. Vooral bij avond en nacht gaat hij op prooi uit, die uit kleine gewervelde dieren (muizen, vogels, hagedissen) en grotere insecten bestaat.Waarschijnlijk komt de Nijlw. (Varanus niloticus) in de omgeving van de Dode Zee voor. Deze w. is nog groter, heeft een zijdelings samengedrukte staart en komt slechts in de omgeving van water voor. Hij is zeer roofzuchtig en voedt zich letterlijk met alles, wat levend is. De oude Egyptenaren hebben hem leren kennen als verdelger van hun vereerde krokodil — hij eet gaarne jonge, pas uitgekomen krokodillen — en hem daarom op hun gedenktekenen een voorname plaats gegeven.
De W. is het toonbeeld van kracht en daarom moeten wij hem zien als het dier in Lev. 11 : 30 genoemd onder den naam koach (St.Vert. „krokodil”), daar dit woord betekent: „hij, die de kracht heeft”.
