Palestina is zeer rijk aan v. Hun levensgewoonten verschillen wel enigszins van die van onze v.
Van een winterslaap is niets bekend en ook trekken zij in de winter niet weg. Wel is er van trekken sprake in de zomer, nl. naar de meer bergachtige streken of naar nabijgelegen landen. Dit schijnt samen te hangen met de voortdurende droogte. Alle holen in het Jordaandal en in de heuvelstreken zijn bewoond door grote aantallen, soms honderden, v. Daar brengen zij de dag door om zich ’s avonds overal te vertonen tot in de dicht bevolkte steden.De meest algemene soort is de Grote Hoefijzerneus (Rhinolophus ferrum equineum), die in Nederland alleen in Z.-Limburg voorkomt (St. Pietersberg). Daarnaast zijn nog tal van andere soorten aanwezig. Dit zijn alle insecteneters, maar er komt ook een vruchtenetende soort voor, een familielid van de O.-indische Kalong. Dit is Rousettus egyptiacus, de Vliegende Hond van de Nijl. In geheel Egypte en Nubië is hij algemeen verbreid, ook in de Delta. Hij voedt zich met de vruchten van de Sycomore. In Palestina is hij in het koele jaargetijde algemeen in het gehele land, maar vooral in de Kustvlakte en het Jordaandal. Overdag rusten zij in de bomen en ’s avonds zoeken zij hun voedsel, dat bestaat uit sappige vruchten van allerlei wilde planten, maar ook van vijgen en sycomoren. Het zijn dieren met een grote vlucht (90—95 cm). Van ouds werden de v. als vogels beschouwd — de Arabieren doen dat nog en zo vinden we ze als ᶜatalleeph vermeld onder de onreine vogels, Lev. 11 : 19; Deut. 14 : 18. Verder wordt de v. alleen genoemd Jes. 2 : 20.