Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

VLAS

betekenis & definitie

(Linum usitatissimum). Eenjarige plant met lijnvormige bladeren, die verspreid langs de tamelijk forse stengel staan.

Bloemen blauw of wit, bijna 1½ cm groot. De bastvezels leveren na bewerking het linnen, de zaden (lijnzaad) de lijnolie. Palestina is rijk aan wilde v.soorten, die als voorjaarsbloemen op braak liggende akkers en op onbebouwd land te vinden zijn. Vlas is een overoude cultuurplant, die vooral in Egypte langs de Nijl verbouwd werd, Ex. 9 : 31; Jes. 19 : 9. Hiervan werd veel geëxporteerd, o. a. naar Tyrus, Ez. 27 : 7, maar ook naar Palestina, Spr. 7 : 16. Ook in Palestina werd het hier en daar als cultuurplant gekweekt, maar alleen, waar de bodem voldoende vochtigheid had of bevloeid kon worden. Bekend is dit o. a. van de omgeving van Jericho, Joz. 2 : 6. Ook in de kustvlakte moet v.bouw geweest zijn (1 Kron. 4 : 21). Het werd veel dichter gezaaid dan de tarwe, omdat het maar één stengel maakt en dus niet uitstoelt. Vanouds werd het vnl. gekweekt om de vezel, maar in de tegenwoordige Joodse nederzettingen om de olie. Nadat het v. gesponnen was, werd het door de vrouwen tot linnen (lijnwaad) verwerkt, Spr. 31 : 13, 24. Linnen kleding was het algemene voorschrift voor de priesters, Ex. 28 : 39; Lev. 6 : 3. Uit Ez. 44 : 17 is af te leiden, dat dit zou zijn, omdat linnen een koele stof is. De hogepriester droeg een wollen overkleed, maar was op de Grote Verzoendag ook geheel in linnen gekleed, Lev. 16 : 4, 23. Van het uit Egypte meegenomen linnen werden de tentkleden voor de tabernakel vervaardigd, Ex. 26 : 1, het voorhangsel, vs 31, en het gordijn voor de ingang, vs 36. Als bijzonderheid wordt nog genoemd, dat dit alles vervaardigd werd van fijn „getweernd” linnen, d. w. z. verschillende vezels werden tot één draad ineen gewerkt, een kunst, die de Egyptenaren uitnemend verstonden. Ook in het particuliere leven golden linnen klederen, zowel boven- als onderklederen als iets van hoge kwaliteit (Richt. 14 : 12; 2 Sam. 6 : 14; Luc. 16 : 19 enz.). Lijnwaad werd gebruikt om de doden in te wikkelen, Matt. 27 : 59 enz. Verder werd het v. ook gebruikt om er stevige draden of snoeren van te maken, Richt. 15 : 14, en ook de pit van de lamp, de „vlaswiek” (Jes. 42 : 3), was ervan vervaardigd. Het afval van het v. (het „werk”, neᶜōrēth, St.Vert. „grof v.”) wordt als zeer brandbaar aangeduid (Richt. 16 : 9; Jes. 1 : 31).

< >