Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

TICHELSTEEN

betekenis & definitie

steen gevormd uit leem en stro, Ez. 5 : 7, of uit leemaarde gebrand en gebakken in het vuur, Gen. 11 : 3, of in de zon gedroogd en hard geworden. De t. diende als bouwsteen, Jes. 9 : 9, m. n. in Egypte en Babylonië; daar bv. was alluviale leem in het Nijlslib; in Egypte was natuursteen een luxe.

Het slib van de rivier liet zich gemakkelijk in iedere gewenste vorm brengen, en heeft als het in de zon gedroogd is, groot weerstandsvermogen, te meer omdat het in Egypte weinig of niet regent. Men gebruikte kort gehakt stro, om de steen steviger te doen zijn. De klei werd in houten bakjes gedaan. Dan werden ze in rijen naast elkaar gezet, om in de zon te drogen, waarna ze opgetast werden tot verder gebruik. De t. waren vrij groot: 38 × 18 × 12 of 44 × 24 × 12 of 35 × 28 × 19 cm. In het graf van Rechmire, de vizier van Farao Thoetmosis III, is een prachtige afbeelding van het werken met de t. en een levendige illustratie van de moeizame arbeid der Israëlieten, toen zij lagen tussen twee rijen van stenen, Ps. 68 ; 14.

< >