1. Joz. 15 : 34, stad in de Sjefeela van Juda, welke stad men het best kan plaatsen te Beth-Nettif, dat vroeger heette Beth-letepha, een verbasterde vorm van Beth-le-Taphua.
2. Joz. 12 : 17, Amorietische stad in het uiterste N. van Efraïms stamgebied, genoemd tussen Beth-El, dat in het Z. ligt, en Hefer; in het W. van Manasse, een ligging, die nader wordt aangeduid door het feit, dat T. wordt voorgesteld als behorende tot Efraïm, maar het stadsgebied erbij behorende aan Manasse. Immers Joz. 17 : 8 zegt: Het land van T. behoorde bij Manasse, maar T. zelf bij de grens van Manasse, behoorde aan de kinderen Efraïms. Volgens de Griekse overzetting liep de grens van Jasib N.waarts langs de bron van T. Welnu deze bron is bij een dorp Jasoef, dat blijkbaar de naam bewaard heeft. De stad T. is vermoedelijk de tell die heet Sjeich Abu Zarad, die ten Z. van Jasoef domineert; in die ruïneheuvel zijn cultuurresten uit de jongere bronstijd, de oude ijzertijd en uit het Hellenistische tijdvak rijk vertegenwoordigd. Vandaar uit gaat een dal, die zich in het NW. met de beek Kana verenigt, zoals wij lezen Joz. 16 : 8: Van T. gaat deze landpale W.waarts naar de beek Kana. In de lijst die Sisak, de Egyptische Farao geeft van veroverde steden, komt als no 39 Beth T. voor.