In de Rom. tijd was S. een van de meest bloeiende steden van Klein-Azië, gelegen aan een schitterende bochtige baai, gebouwd op de hellingen van de Pagos. Oorspronkelijk een Aeolische kolonie, die daarna door de Ioniërs in bezit was genomen, maar door de Lydische koning Alyattes was veroverd, beleefde de stad een rijke bloei onder de Diadochen.
En onder de Romeinen werd het een belangrijke metropolis. Onder de zeer gemengde bevolking ontbraken ook de Joden niet; zij hadden in het economische leven en in het bestuur een grote macht, waaronder de Christelijke gemeente van het begin af tot aan Constantijn de Grote veel te lijden had. De oudste gemeente bestond reeds in de Apostolische tijd, gelijk de brief aan S. (Openb. 2 : 8—11) bewijst. Als Paulus in Ephese is, geschiedde het, dat allen, die in Azië woonden, het woord van de Here Jezus hoorden, Hand. 19 : 10. De gemeente was arm, maar geestelijk rijk. „De Engel der Gemeente” van S. was volgens de overlevering Bukolos, die opgevolgd is door Polycarpus; deze onderging in 155 op 86-jarige leeftijd de marteldood.