„accacia’s”, de plaats waar Israël verbleef en het volk hoereerde met de dochters der Moabieten, Num. 24 : 1, vanwaar de verspieders naar Jericho werden gezonden, Joz. 2 : 1, vanwaar het volk Israël optrok naar de Jordaan, Joz. 3 : 1, waarover de profetie voorspelt, dat er een fontein zal uitgaan van het Huis Gods die het dal van S. zal bewateren, Joël 3 : 18; en waarover Micha de herinnering wakker roept, dat het volk zal gedenken wat geschied is van S. tot Gilgal toe, is ook wel genoemd Abel S., Num. 33 : 49. Volgens Hieronymus lag het aan de voet van de Phogor (= Peor Num. 23 : 28) welke berg tegenover Livias (Beth Haram) ligt.
Volgens Flavius Josephus lag S. (dat hij Abilé noemt) 60 stadiën (2½ uur) van de Jordaan in een streek met palmen (bevloeid door het water van de Wadi Kefrein). Waarschijnlijk is S. ter plaatse van de heuvel Tell Kefrein, 11 km van de Jordaan.