1. Het Hebr. meervoud van Rama, „hoogte”, in de betekenis van „grote hoogte”, met de bijvoeging: in Gilead.
Het was een stad in het stamgebied van Gad en een vrijstad, Deut. 4 : 43; Joz. 20 : 8; het was eveneens een Levietenstad, Joz. 21 : 38; 1 Kron. 6 : 80; daar resideerde een stadhouder van Salomo: hij had de dorpen van Jair, ook had hij de streek van Argob, welke is in Basan, 1 Kon. 4 : 13; hieruit volgt dat R. ligt in het Salomonische district, dat ter weerszijden van de Jarmoek zich uitstrekte. In Achabs tijd behoorde de stad aan de Syriërs; bij de strijd om de stad te herwinnen stierf de koning van Israël, 1 Kon. 22 : 3, 34. Ook zijn zoon Joram heeft bij R. gestreden (dat 2 Kon. 8 : 29 Rama wordt genoemd, 2 Kron. 22 : 5 echter R.). Toen deze vorst naar Jizreël was teruggekeerd om te genezen van zijn wonden, werd Jehu te R. tot koning uitgeroepen, 1 Kon. 9 : 1—13. — Waarschijnlijk moet men R. in Gilead zoeken in de ruïneheuvel El Hösn 15 km ten Z. van Er Ramta (dat weer 10 km ZW. van het spoorwegstation Derat = Edreï ligt). De grootste tell was reeds bewoond in de oudste bronstijd.2. Job 28 : 18; Ez. 27 : 16 betekent R. misschien koraal.
