1. Joz. 15 : 60, stad in Juda, behorende tot een groep steden rondom Kirjath-Jearim.
2. Rabba der kinderen Ammons, hoofdstad van het rijk der Ammonieten, waar de herinnering aan Og voortleefde door diens „bedstede van ijzer” (alzo in de St.Vert.; het kan beter vertaald worden „hunebed van basalt”, Deut. 3 : 11). Het was volgens 2 Sam. 12 : 26 vv. een dubbelstad; het lage gedeelte was de „waterstad”: deze wijk grensde aan de rivier de Jabbok. Deze waterstad was door Joab veroverd, waarna David de stad bestormde en haar innam. Later was de stad weer Ammonietisch, Jer. 49 : 2, en de profeten voorspellen, dat R. tot een kemelstad zal worden, Ez. 25 : 5, en een vuur de muur en de paleizen zal verteren, Am. 1 : 14. De stad is achtereenvolgens in bezit geweest van de Assyriërs, Babyloniërs en Perzen. Ptolemeüs Philadelphia, die de stad vergrootte en verfraaide, maakte haar tot een Griekse kolonie en noemde ze Philadelphia.
Het werd een van de 10 steden van de Decapolis: daardoor werd het een middelpunt van Hellenistische cultuur. Aan deze bloeitijd herinneren de mooie ruïnes. Later is de stad door Joden in de oorlog verwoest. In de tijd van de Byzantijnse keizers begon de achteruitgang. De Arabische schrijver Aboe-l-Feda vermeldt, dat de stad verlaten en verwoest was. In 1878 werd de stad weer bevolkt door Tsjerkessen en Arabieren, die hun huizen bouwden van de steenblokken der ruïnes. Thans is het onder de naam Amman de hoofdstad van Transjordanië, bekend.