een van de Paradijsrivieren, Gen. 2 : 11. Volgens Friedr.
Delitzsch was de P. een kanaal Pallakopas (een tak van de Eufraat, die bij Babylon de Eufraat verlaat en dan verder evenwijdig met deze rivier loopt en uitstroomt in de Perzische Golf). Daarentegen meende Hommel de P. te vinden in de Wadi Dawasir, die vanuit midden-Arabië in de richting van de Perzische Golf gaat, maar deze niet bereikt, omdat deze beek sterft in het zand. Musil verdedigt de opvatting, dat de P. een rechterzijtak was van de Eufraat, welke naar het Z. of ZO. vloeide (de Maarsares der ouden). De Joden, onder wie Flavius Josephus, de vertalers van LXX, en de meeste kerkvaders hielden evenwel de P. voor de Ganges of Indus. Deze verschillende meningen hangen samen met de opvatting over de ligging van het Paradijs.