Hebr. chālīl, een blaasinstrument dat vaak door fluit vertaald wordt, gemaakt van doorboord riet of hout, in verschillende vormen voorkomend. De enkele p. had een mondstuk en werd verticaal gehouden.
Bij de dubbele p. werd elke buis met één hand bespeeld. Mogelijk wordt met chālīl ook een soort clarinet en hobo bedoeld. In het moderne Hebr. betekent het fluit. Het instrument werd zowel afzonderlijk als in het orkest gebruikt, 1 Sam. 10 : 5; 1 Kon. 1 : 40, en diende ter begeleiding van vrolijke liederen, godsdienstige lofzangen en begrafenisliederen, Jes. 5 : 12; 30 : 29; Marc. 9 : 23.