De naam is ontleend aan 2 Cor. 3 : 14. Het O. is het eerste deel van de Bijbel, het N.T. het tweede.
Samen vormen zij één geheel. Het O. bevat 39 boeken. De Joden noemen het O. Tenak, naar de beginletters van de Hebr. namen voor de 3 delen, waarin zij het verdelen, n.l: Tora (= de Pentateuch), Nĕbīīm (= Profeten) en Ketoebīm (= Geschriften of Hagiografa). Oe Nĕbīīm worden dan weer onderscheiden in vroegere en latere profeten. Tot de vroegere profeten behoren: Joz., Richt., Sam. en Kon. Tot de latere profeten behoren: Jes., Jer., Ez. en de 12 kleine profeten. Tot de Ketoebīm of Hagiografa behoren: Ps., Spr., Job, Hos., Ruth, Klaagl., Pred., Est., Dan., Ezra-Neh., 1 en 2 Kron. Men krijgt dus een andere volgorde der boeken dan die wij hebben en die door ons is ontleend aan Vulgata en door deze aan LXX. Daar de Joden de 12 kleine profeten als één boek tellen en 1 en 2 Sam., 1 en 2 Kon., 1 en 2 Kron., Ezra-Neh. elk eveneens als één boek, krijgen zij 24 boeken, die evenwel dezelfde inhoud hebben als de 29, die wij tellen.Het O. is geschreven in het Hebr., enkele stukken zijn echter geschreven in het Aramees, zie Aramees. Zie over de overlevering van de Hebr. en Aram. tekst van het O. Masora. Zie over de canon van het O. Canon. Bij de Joden namen de boeken Hoogl., Ruth, Klaagl., Pred. en Est. een afzonderlijke plaats in onder de Ketoebīm, omdat deze 5 op de grote feesten werden gelezen. Zij droegen de naam megillōt = rollen. Er waren dus 5 megillōt.