Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

NUMERI

betekenis & definitie

„getallen". Het 4e boek van de Pentateuch.

Bij de Joden heet dit boek naar de aanvangswoorden: wajjĕdabbēr (en Hij sprak) of bĕmidbar (in de woestijn). Ook komen bij de Joden de namen „boek der getallen”, „boek der tellingen” en „de tellingen” voor. Onze naam N. is aan Vulgata ontleend, die deze Latijnse naam gebruikte in navolging van de Griekse naam voor dit boek in LXX: Arithmoi. Eigenlijk past deze naam niet op de gehele inhoud van het boek, doch slechts op die van de hfdst. 1—4 en 26. De Hebr. naam bemidbar (in de woestijn) zou heel wat beter passen, al is hij dan ook uit geheel anderen hoofde gekozen.Het boek bestrijkt een tijdperk van 38 jaar, nl. van de 1e dag der 2e maand in het 2e jaar na de uittocht uit Egypte (1 : 1) tot de 10e maand in het 40e jaar na deze uittocht, vgl. 33 : 38, Deut. 1 : 3. Het historieverhaal wordt voortgezet, al bevat het boek ook wetsbepalingen. Slechts enkele markante feiten van dit gedeelte der woestijnreis worden medegedeeld, die vooral de zondige aard van het volk van Jahwe en de trouw van Jahwe in het licht stellen. Een beslissend moment is het vertrek van de Sinai in het 2e jaar, in de 2e maand, op de 20e der maand, 10 : 11. Israël verblijft eerst in de woestijn Sinai, 1 : 1—10 : 10. Het was daarin aangekomen in de 3e maand van het 1e jaar (Ex. 19 : 1), dus het is daar bijna een jaar gebleven. Blijkens Num. 1 : 1 gaf Jahwe aan Mozes het in dat hoofdstuk vermelde bevel op de 1e dag der 2e maand in het 2e jaar na hun uittocht uit het land Egypte. Num. 1 : 1—10 : 10 omspant dus een periode van 19 dagen. Israël komt nu in de woestijn Paran bij Kades en wordt daar tot een 40-jarige omzwerving door de woestijn veroordeeld, vgl. 14 : 34, 35. Uit deze periode wordt ons slechts iets meegedeeld, waarna wij in Num. 20 het volk weer in Kades aantreffen, vanwaar het optrekt naar het veld van Moab, waar het verder verblijf houdt, 21 : 10—36 : 13 en Deut. Aan het begin van het boek is er dus nauw verband met wat in Ex. en Lev. wordt verhaald, terwijl het laatste gedeelte van het boek ons brengt in het vlakke veld van Moab, waarheen wij eveneens door Deut. verplaatst worden. Uit de inhoud blijkt, dat het, niettegenstaande alle zonden van Israël, toch door de trouw van Jahwe gaat naar de vervulling der belofte aan Abraham, Isaäk en Jakob: de beërving van Kanaän.

< >