Er is in de Bijbel sprake van jachtnetten en visnetten. Gazellen tracht men te verrassen in vangnetten; deze worden op effen zandige bodems uitgespreid, de poten der dieren raken er in verward, de lus wordt aangetrokken.
Men ving op die wijze wel een wilde os in het net, Jes. 51 : 20; van zulk een vangst is sprake in Spr. 29 : 5; Ps. 140 : 6; 141 : 10. Het net kan op de grond verborgen liggen, gecamoufleerd onder het zand, maar het wordt ook wel als werpnet uitgeworpen, om op die wijze te vangen, Ez. 12 : 13. Bovendien werden vogels in het net gevangen; om de vogels te verschalken gebruikte men behalve netten ook vallen, die dichtklapten als de vogel het lokaas aanraakte, Ps. 124 : 7. Wanneer 1 Kon. 7 : 17 v. sprake is van netten of netwerk, is hier te denken aan vlechtwerk (vert. v. Gelderen).Netten worden ook gebruikt bij de visserij. Dit geschiedde met:
1. het werpnet, een rond net, 3 tot 5 m wijd, dat met een zwaai over het water geworpen werd, Matt. 4 : 20; Luc. 5 : 4; Joh. 21 : 6;
2. het grote treknet, de zegen, Matt. 13 : 47. Zulk een net is 200—250 m lang; de breedte is in het midden 5 m, aan de einden 3,75 m. Op zee wordt dit voortgetrokken door vissers op twee schepen.
3. Bij de wonderbare visvangst, Luc. 5 : 1—11, zegt de Heiland: werp uw netten uit om te vangen. Dat is het net, dat de vissers „mbattan” noemen. Zulk een net bestaat 3 netwanden (daarom netten in het meervoud!) 15 m lang, die met 2 lange dikke touwen aan elkaar bevestigd zijn. De buitenste netten hebben mazen van 12 cm, de binnenste van 2½ cm. De vissers varen langs het net en jagen de vissen voor zich uit naar het net door harde roeislagen met de spanen in het water. De verschrikte vissen zwemmen door wijde mazen van de voorste netten en raken dan reddeloos verward in de achterste netwand.