In het Hebr. heet deze edelsteen, die de laatste is in de 4e rij op het borstschild van de hogepriester: jāsjĕfè. St.Vert.: jaspis.
N.B.Gen.: nefriet. Deze edelsteen is doorzichtig groen. Zie J. Bolman, De edelsteenen uit den Bijbel (1938), bl. 68—72. De n. wordt genoemd Ex. 28 : 20; 39 : 13; Ez. 28 : 13.