1. Stad in het Overjordaanse, toegewezen aan Ruben, Num. 32 : 3, 38.
In de Mesa-inscriptie zegt de Moabietische koning (regel 14—18): En Kamos zeide tot mij: „Ga, neem N. tegen Israël” en ik ging bij nacht en streed daartegen van het aanbreken der morgenschemering tot de namiddag. En ik nam het in en doodde het geheel: 7000 mannen en jongens en vrouwen en meisjes en slavinnen, want voor Isjtar-Kamos had ik het met de ban geslagen. En ik nam vandaar het altaar (?) van de Heer en sleepte het voor het aangezicht van Kamos. — In de dagen van Jesaja en Jeremia is Nebo trouwens Moabietisch, Jes. 15 : 2; Jer. 48 : 1, 22. — Thans het ruïnegebied Chirbet el-Mchayiet.2. Stad in Juda, Ezra 2 : 29; Neh. 7 : 33; door Condor geïdentificeerd met Nuba ten O. van Kehila, wat waarschijnlijk is als we letten op de plaatsen, die in verband met N. genoemd worden nl. Elam is Beth Alam, Harim is Chirbet Horon, Magbis is Machbiye.
3. De berg Nebo, thans En-Neba, 18 km ten O. van de plaats, waar de Jordaan in de Dode Zee uitmondt, 30 km OZO. tegenover Jericho, 9 km ZW. van Hesbon. De berg is 835 m hoog; daarboven heeft men een wijd uitzicht. Op deze berg zag Mozes dat goede land, dat aan gene zijde van de Jordaan is, dat goede gebergte en de Libanon, Deut. 3 : 25. Zie verder Ps. 105 : 8—11; Deut. 34 : 11.
4. Een Babylonische afgod. In het Akkadisch Naboe, de god van de schrijfkunst, van de handel en van het verkeer; tevens van de sterrenwichelaars. Zijn planeet is Mercurius. Hij wordt vermeld Jes. 46 : 1. N. is de zoon van Mardoek. Zijn voornaamste tempel is Ezida in Borsippa.
