(Nigella sativa). Een aan de boterbloem verwante plant met blauwachtige bloemen en zwarte zaadjes van ca 3 mm.
Jes. 28 : 25 wordt het onder de naam kētsăch (St. Vert. „wikke”) genoemd als een der gewassen, die met een stok uitgeslagen worden. De zaden werden evenals komijn en kummel op broodkoeken gestrooid.