Luc. 14 : 12 spreekt van middag- en avondmaal. Het is niet zeker wanneer in Israël de hoofdm. gehouden werd; waarschijnlijk was dat verschillend.
Velen menen des avonds, na de dagtaak, Luc. 17 : 7; 1 Kon. 17 : 6. Oorspronkelijk zat men aan lage tafeltjes, gehurkt op een mat, later werd aanliggen op banken gewoonte, Est. 1 : 6; Ez. 23 : 41; Joh. 21 : 20. Daar er doorgaans een gemeenschappelijke schotel was waarin het brood gedoopt werd, Matt. 26 : 23, werden vóór het maal de handen gewassen, Matt. 15 : 2. Op verschillende plaatsen lezen we van het vragen van een zegen over de m., 1 Sam. 9 : 13; Matt. 14 : 19; 15 : 36; 26 : 26; Hand. 27 : 35. Het gebed na de m. was Deut. 8 : 10 voorgeschreven.Bij een gastmaal werden de gasten met een kus verwelkomd, Luc. 7 : 45; hun werd water verschaft om handen en voeten te wassen, Gen. 18 : 4; 19 : 2; Luc. 7 : 44; Joh. 2 : 6; soms werden zij gezalfd, Joh. 12 : 3, en bij een feestmaal gekranst, Jes. 28 : 1. Zij kregen een ereplaats, 1 Sam. 9 : 22, door eerzuchtige Farizeën gezocht, hetgeen Jezus bestrafte, Luc. 14 : 7. Bovendien ontvingen zij de grootste portie, 1 Sam. 1 : 5; 9 : 24. De m. van aanzienlijken en het feestmaal werd opgeluisterd door muziek, Jes. 5 : 12, zang, 2 Sam. 19 : 35, dans, Matt. 14 : 6; Luc. 15 : 25, en door scherts, Richt. 14 : 12. Blijkens Joh. 2 : 8 had men toen ook de gewoonte een vriend als ceremoniemeester aan te stellen.
Voordat de Israëlieten zich in Palestina vestigden, gebruikten zij het nomadenvoedsel, vnl. bestaande uit broodkoeken, de producten van de kudde en wilde honing, Gen. 18 : 7; Richt. 5 : 25; 14 : 8 v. Na hun vestiging werd hun voedsel uitgebreid met de voortbrengselen van tuin, ooftteelt en wijngaard, zoals linzen, komkommers, bonen, 2 Sam. 17 : 28, granaatappelen, vijgen, olijven, druiven (zoete en zure wijn), Num. 13 : 23; 20 : 5; Matt. 7 : 16. Verder werden vis, gevogelte en eieren, en ook sprinkhanen gegeten, 1 Kon. 4 : 23; Neh. 13 : 16; Matt. 4 : 18; Luc. 11 : 12. Naast de eenvoudige m. van brood en linzen, Gen. 25 : 34, of brood en wijn, Gen. 14 : 18, vinden wij een groter verscheidenheid bij de tafels der rijken, waarop o. a. ook aanzienlijke vleesgerechten voorkwamen, 1 Kon. 4 : 22; Neh. 5 : 18.