„bocht”, Richt. 4 : 7, 13; 5 : 21; 1 Kon. 18 : 40; Ps. 83 : 10, de Nahr el Muqatha. Voor een groot deel is de bovenloop een winterbeek, die alleen in de regentijd water heeft; dit is ook het geval met verschillende zijtakken.
Eerst in de benedenloop is de K. een beek, die ook in de zomer water heeft. Een groot deel van het regenwater in de vlakte van Megiddo (waardoor de K. stroomt) bereikt de rivier niet maar zakt in de bodem als grondwater, waardoor het gebied op verschillende plaatsen moerassig is. In de regentijd kan de K. sterk aanzwellen en dan zijn de oeverlanden drassig. Zo was de rivier in de strijd tussen Barak en Sisera; toen moet de beek een hoge waterstand gehad hebben, want de beek K. wentelde hen weg, Richt. 5 : 21, en de vlakte kwam in een toestand dat de wagens der Kanaänieten niets konden uitrichten, Richt. 5 : 20; daarentegen kon het voetvolk van Barak ongehinderd de aanval voortzetten. De plaats waar Elia de Baälspriesters aan de beek K. doodde, was beneden El-Moechraqa.
