„de feesteling; de op een feestdag geborene; de feestelijke”. H. trad als profeet op in het 2e jaar van de Perzische koning Darius Hystaspis, d. i. in 520 v.
C. Zie Darius 2. Op de 1e dag der 6e maand van genoemd jaar kwam het woord des Heren tot hem met een aansporing om het werk van de herbouw van de tempel, dat stil lag, te hervatten. Daarbij wees hij er op, dat de teruggekeerde ballingen zelf in weldoortimmerde huizen woonden, terwijl het huis des Heren verwoest lag. Daarom waren zij door een droogte getroffen; 1 : 1—11. Zerubbabel en de hogepriester Jozua gaven aan deze opwekking gehoor en hervatten het werk van de herbouw van de tempel op de 24e dag van de 6e maand in het 2e jaar van koning Darius, zie 1 : 12—2 : 1. In een tweede profetie, gedateerd op de 21e dag der 7e maand, profeteert H., dat de toekomstige heerlijkheid van de nieuwe tempel groter zal zijn dan de vorige en dat de Here op deze plaats heil zal geven, 2 : 1—10; vgl. bij vss 7 Hebr. 12 : 26—28. Op de 24e dag van de 9e maand in het 2e jaar van Darius voorspelt H. zegen op de arbeid in land- en vruchtbouw, nu de Judeërs het werk van de herbouw van de tempel hebben hervat, 2 : 11—20. Op dezelfde dag kwam het woord des Heren ten tweeden male tot H. met de belofte aan Zerubbabel, dat de Here bij het doen beven van de hemel en van de aarde en bij het omverwerpen van de troon der koninkrijken en andere geweldige slagen, die Hij zal toebrengen, hem, Zerubbabel, zal nemen en zal maken tot een zegelring, 2 : 21—24. Deze belofte is pas vervuld in de Christus, de grote afstammeling van Zerubbabel. H. heeft gelijktijdig gewerkt met de profeet Zacharia, wiens eerste optreden valt in hetzelfde, te weten het 2e jaar van koning Darius, in de 8e maand, dus 2 maand na het eerste optreden van H. Van hun beider optreden als profeten wordt gewag gemaakt in Ezra 5 : 1, 2; 6 : 14. Waarschijnlijk was H. ouder dan Zacharia.
