„hoogte”, Joz. 19 : 44, stad in Dan niet ver van Baälath. Hoewel de stad aan de Levieten werd toegewezen, bleef G. lang een bezit der Filistijnen, 1 Kon. 15 : 27.
Eusebius en Hieronymus schrijven, dat het 16 mijl lag van Caesarea; dit is echter te ver naar het N., want in Joz. 19 : 44 v. wordt met G. Jehud in een verband genoemd (= 2 uur N.lijk van Lydda). Daarom heeft Condor en later ook G. A. Smith G. gezocht in Kibbiye, tussen Beth Nabala en Aboed in de nabijheid van Jehud (= el Jehoediye). Daarbij komt dat G. volgens de Talmoed Z.lijk van Antipatris in het district Bethsemes lag. — Echter zijn ook andere opvattingen verdedigd. Men heeft uit 1 Kon. 15 : 27, 16 : 15 afgeleid, dat G. een grensstad was nabij Gezer en dat men het vinden zal in Tell el melat; deze onderstelling is vermoedelijk juist.