„tiensteden”, een gebied, deels in de vlakte van Jizreël, deels in het Overjordaanse. Het had sinds de veroveringen van Alexander de Grote de Griekse taal en een Hellenistische beschaving.
Bondgenootschappen van Griekse steden waren zeer gewoon, zowel onder de Republiek als onder het Keizerrijk; zij werden gesloten om de handelende Helleense geest tegenover vreemde stammen te bevorderen. Het meest merkwaardige Oosterse type was de D. De oorsprong van dit verbond wordt nergens vermeld, maar de reden ervan is duidelijk voor ieder, die met de geschiedenis van die tijd bekend is. Tussen 64 v. C. toen Pompejus de provincie Syrië instelde en 106 n. C. toen het Trajanus gelukte, de Rom. heerschappij tot de woestijn te doen gelden, bleef de toestand in O.-Palestina onzeker en onveilig. Benden Arabische rovers overstroomden meer dan eens het Overjordaanse. In die tijd is de D. ontstaan.Er was één stad, ten W. van de Jordaan, nl. Scythopolis, het oude Bethsan. Deze stad was onmisbaar voor zijn O.lijke bondgenoten, omdat het hun gemeenschap met de zee en de Griekse steden beveiligde. Want drie wegen verbonden Scythopolis met de grote handelsweg van Damascus naar Arabië: aan deze wegen lagen de 10 steden. Oorspronkelijk waren het deze 10; Scythopolis (Bethsan), Hippos, Damascus; Gadara; Raphana, Kanatha; Pella; Dion; Gerasa; Philadelphia (het oude Rabba der kinderen Ammons; het tegenwoordige Amman). Maar bij deze 10 steden kwamen nog andere; de aardrijkskundige Ptolemeüs noemt 18 namen. Deze steden hadden wel een stedelijke regering, maar waren toch weer onderworpen aan het opperbestuur en de keizerlijke autoriteiten. Het gebied van deze steden is het land van D., Marc. 5 : 20; de Heiland is ook daar geweest, Marc. 7 ; 31, en vele scharen uit D. volgden Hem, Matt. 4 ; 25.