Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

BEWEEGOFFER

betekenis & definitie

Voor het brengen van het b. wordt in het Hebr. het werkwoord nōf, en wel in Hifīl gebruikt, dus henīf. Het beweegoffer zelf heet tĕnoefāh.

Nōf Hifīl betekent: heen en weer bewegen, zwaaien, schudden. In het O.T. komt het voor met als objecten: de hand (Jes. 13 : 2 e. a.), de zaag (Jes. 10 : 15) e. a. Tĕnoefāh = het heen en weer bewegen, b.v. van het zwaaien van de hand. Men heeft er op gewezen, dat het werkwoord zowel voor de beweging naar rechts en links als voor de voor- en achterwaartse beweging gebruikt wordt. Vgl. voor eerstgenoemde betekenis Deut. 23 : 26, waar van de sikkel, voor laatstgenoemde Jes. 10 : 15, waar van de zaag sprake is. Ook de verticale beweging wordt genoemd, Ex. 20 : 25, Jes. 30 : 28.Zowel het werkwoord als het zelfstandig naamwoord worden ook gebruikt in de offerwetgeving van het heen- en weer bewegen van offers of van delen van offers, vgl. Ex. 29 : 24, 26; 35 : 22; 38 : 24, 29; Lev. 7 : 30; 8 : 27, 29; 9 : 21; 10 : 15; 14 : 12, 24; 23 : 11, 12, 20; Num. 5 : 25; 6 : 20; 8 : 11, 13, 15, 21. Volgens de Joodse overlevering geschiedde dit bewegen op de volgende wijze. De priester legde het b. op de handen van de offeraar en bracht daarna onder diens handen de zijne. Vervolgens bewoog hij diens handen. In de gevallen, dat de priester zelf als offeraar optrad, nam hij het b. zelf in zijn handen en hief ze in de hoogte, waarna hij het bewoog. En wel (in beide genoemde gevallen) bewoog de priester de handen met de offerstukken naar voren en naar achteren. Naar voren, d. w. z.: het b. werd aan de Here, voor diens altaar, aangeboden. Naar achteren: de Here gaf het weer terug, en wel aan zijn priesters. Volgens het Misjna-tractaat Menachōth V, 6 vond het bewegen plaats door een beweging voorwaarts en achterwaarts, naar boven en naar beneden. Maar dan wordt dit niet, zoals men denken zou, afgeleid uit het werkwoord nōf Hif, alleen, doch dan wordt de tĕnoefāh als een beweging in horizontale richting (voorwaarts en achterwaarts) verbonden met de tĕroemāh als een beweging in verticale richting. Doch er is geen grond, om tĕroemāh op deze wijze te verklaren. Het woord betekent: heffing. De vertaling „hefoffer” is ontstaan uit de onjuiste mening, dat men te doen had met een offer, dat men omhooghief, alsof men het aan God gaf of aanbood. De St.Vert. gebruikt het woord „hefoffer” b.v. Ex. 25 : 2; N.B.Gen. heeft terecht: heffing. Doch de Kantt. St.Vert. op Ex. 25 : 2 zeggen eveneens: „Hebr. een heffing of afzondering, als zijnde een gave afgezonderd van het overige en de Here geheiligd”. Geen enkele plaats in de Bijbel, waar het woord voorkomt, geeft tot de vertaling „hefoffer” het recht. Er is dus geen hefoffer geweest, wel een b. Wat dit laatste betreft, er is geen grond voor de door sommigen, o. a. middeleeuwse rabbijnen, Witsius en Bähr voorgestane mening, dat de bedoelde beweging in de richting van de vier windstreken geschiedde.

< >