1 Sam. 14 : 50 in de Hebr. tekst Abiner genoemd, de zoon van Ner, de oom van Saul. A. was Sauls legeroverste, 1 Sam. 14 : 50, 51; 17 : 55—58, 20 : 25; 26 : 5, 14—16.
Na Sauls dood nam hij Isboseth, de zoon van Saul, bracht hem naar Mahanaïm, in het O.-Jordaanland, en maakte hem tot koning over Israël, terwijl slechts Juda David volgde, die koning was te Hebron, 2 Sam. 2 : 8—11. In de oorlog, die nu volgde, ontmoetten het leger van A. en dat van Joab, Davids veldheer, elkander bij de vijver van Gibeon. Op A.’s voorstel wordt door 12 jongemannen van elk van beide zijden, een kampspel gehouden, dat eindigt met de dood van alle 24, waarop een slag ontbrandt, waarin A. en de mannen van Israël worden verslagen, 2 Sam. 2 : 12—17. Uit zelfverdediging doodt de achtervolgde A. Asaël, de broer van Joab en Abisai, 2 Sam. 2 : 18—23. Joab en Abisai zetten de achtervolging van A. voort, maar op A.’s voorstel wordt deze gestaakt, 2 Sam. 2 : 24—32. De oorlog duurde voort, 2 Sam. 3 : 1, 6.Wanneer Isboseth aan A. verwijt, dat deze gemeenschap heeft gehad met Rizpa, de bijvrouw van Saul, wordt A. zeer toornig en zendt boden tot David met de belofte, geheel Israël tot hem te zullen doen overgaan, 2 Sam. 3 : 6—12. Nadat hij op Davids uitnodiging in Hebron gekomen is met Michal, de dochter van Saul en de vrouw van David, op wier terugbrenging David had gestaan en ook bij Isboseth had aangedrongen, wordt de zaak beklonken en vertrekt A. na aan een feestmaal met David te hebben aangezeten, in vrede, om geheel Israël tot David te verzamelen, 2 Sam. 3 : 13—21. Dan overvalt hem de dood. Joab roept hem buiten Davids medeweten naar Hebron terug en steekt hem in de poort van Hebron dood uit wraak voor zijn broeder Asaël, 2 Sam. 3 : 22—27. David is zeer verontwaardigd op Joab, laat A. in Hebron begraven, volgt zelf de baar, zingt een klaaglied over hem en laat duidelijk merken, dat hij niets met de moord te maken had. David noemt A. een vorst, ja, een grote in Israël, 2 Sam. 3 : 28—39. Nog vele jaren later beveelt David op zijn sterfbed aan Salomo er voor te zorgen, dat hij Joabs grauwe haar niet in vrede laat afdalen naar de dodenwereld, omdat Joab A. en Amasa heeft vermoord, 1 Kon. 2 : 5, 6, vgl. vs 32. Zie over A. nog 1 Kron. 26 : 28; 27 : 21, en Kis.