1. Een inwoner van Kirjath-Jearim, naar wiens huis, dat op een heuvel lag, de ark des Heren werd gebracht.
Zijn zoon Eleazar werd tot bewaker van de ark geheiligd, 1 Sam. 7 : 1, 2. Het is mogelijk, dat A. een Leviet is geweest, maar dit wordt niet medegedeeld. David heeft de ark uit het huis van A. gehaald, 2 Sam. 6 : 3, 1 Kron. 13 : 7.2. Een zoon van Saul, die met zijn vader op het gebergte Gilboa sneuvelde, 1 Sam. 31: 2, 1 Kron. 8 : 33; 9 : 39; 10 : 2.
3. De 2e zoon van Isaï, dus een broeder van David, 1 Sam. 16 : 8; 17 : 13.
4. De vader van een schoonzoon van Salomo, 1 Kon. 4 :11. Ben-A. betekent: zoon van A.