Palestina is een breukgebied van horsten en slenken, d. w. z. langs bepaalde lijnen, z.g. breuklijnen daalden aard-
schollen; andere gedeelten bleven staan of rezen omhoog. Met deze bouw des lands hangt het verschijnsel van de a. samen. Want de aardschollen zijn niet in rust; er ontstaan spanningen in de aardkorst, die door verschuivingen plotseling oplossen. Palestina is in de loop der eeuwen herhaaldelijk door a. getroffen. In de Bijbel wordt daardoor meer dan eens over a. gesproken; 1 Kon. 19 : 11; Jes. 29 : 6; Ez. 38 : 19. Een sterke indruk moet een a. gemaakt hebben ten tijde van koning Uzzia; de profeet dateert zelfs een gebeurtenis naar deze ramp; Am. 1 : 1; Zach. 14 : 5. De psalmdichter beschrijft de werking van een a. in Ps. 60 : 4. „Gij hebt het land doen beven en barsten; heel zijn scheuren, want het wankelt.”
Flavius Josephus bericht van een a. in 31 v. C. waarbij 30.000 mensen om het leven gekomen zijn. En ook in de laatste tijd komen zulke rampen voor: een zware a. teisterde op 11 Juli 1927 het H. Land; het hevigst woedde de beving bij Nabloes (Sichem): de halve stad lag in puin en bij het eerste opgravingswerk vond men 60 doden en 250 gewonden. Wij lezen ook van een a. tijdens de kruisiging, Matt. 27 : 51 en bij de opstanding, Matt. 28 : 2. En tijdens de gevangenschap van Paulus in Philippi, Hand. 16 : 26, deed een a. de gevangenisdeuren opengaan. In de profetische rede over de grote verdrukking worden a. genoemd onder de tekenen van Christus’ komst, Matt. 24 : 7, Marc. 13 : 8, Luc. 21 : 11.