Wat is de betekenis van ZOO (3)?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZOO (3)

ZOO (3) - ZOO, onderschikkend vw. ter inleiding van een voorwaardelijken zin, indien, als: zoo zij het wist, zou zij het wel zeggen; zoo ik in uwe plaats ware; zoo God wil, (ook) zooals God wil; — ter inleiding van een vergelijkenden zin in: zoo aardig het voor één keer is, zoo vervelend is het op den duur, — eenvoudig aa...

Gerelateerde zoekopdrachten