Wat is de betekenis van zoo?

2024-04-27
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

zoo

(zelfstandig naamwoord) [alg.] dierentuin, dierenpark, diergaarde - De Antwerpse dierentuin heet de Zoo, uitgesproken met een o als in 'zo'. Dat komt van zoölogie.

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zoo

zoo - Zelfstandignaamwoord 1. een verzameling levende, oorspronkelijk wilde dieren die in een vaak parkachtige omgeving in gevangenschap worden gehouden om het publiek de gelegenheid te geven ze te kunnen bekijken zoo - Bijwoord 1. verouderde spelling of vorm van zo van vóór 1946/47 Waarom lo...

2024-04-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

zoo

(de) dierentuin: de zoo van Antwerpen De zoo van Caïro viert de 260ste verjaardag van een reuzenschildpad uit de Galapagoseilanden. - HN, 27-08-2002.

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Zoo

[afk. van zoölogische tuin] dierentuin (bijv. te Antwerpen, Londen).

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Zoo

dierentuin

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

zoo

dierentuin, diergaarde.

2024-04-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Zoo

(= Zoologischer Garten), dierentuin.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zoö

I. m. zoö’s (afkorting v. zoölogische tuin). II. van Gr. zoön = dier.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zoö

I. [Gr. zoön] dier… II. ('zo:o) m. (-’s) afkorting van : zoölogische tuin.