Wat is de betekenis van zijden ('zijdɘn)?

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zijden ('zijdɘn)

I. bn. 1. van → zijde (II) : een das. → draad, leven. 2. ten dele van ijde : een hoed. 3. zacht en glanzend als zijde ; lokken. II. m. Sprkt. zijden hoed : de hoge ophebben, deftig gekleed zijn.