zich een bochel lachen
(19e eeuw) (inf.) erg hard lachen. Syn.: zich een aap*, het appelepap*; de beris*; het gompes*; de kankertyfus*; een kriek*; een krikkemik*; het lazerus*, de mierenmietus*; een puist*; de rampetamp*; een rolberoerte*; een slingeraap* lachen. • Maar, als ik nu zeg: ‘ik heb mij een bochel gelachen.’ - Wat dan? Vooreerst, moet gij da...