Wat is de betekenis van Zich een bochel lachen?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zich een bochel lachen

(19e eeuw) (inf.) erg hard lachen. Syn.: zich een aap*, het appelepap*; de beris*; het gompes*; de kankertyfus*; een kriek*; een krikkemik*; het lazerus*, de mierenmietus*; een puist*; de rampetamp*; een rolberoerte*; een slingeraap* lachen. • Maar, als ik nu zeg: ‘ik heb mij een bochel gelachen.’ - Wat dan? Vooreerst, moet gij da...

2024-04-28
Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Zich een bochel lachen

zeer hard lachen; eigenlijk zo lachen dat men een bochel krijgt, doordat men zich geheel voorover buigt en de rug dus krom gaat staan; vgl. de synonieme uitdrukkingen zich een bult, een puist, een kliek, een aap, een mik lachen; Zuidnederl.: zich krul lachen of lachen dat men krult, zich krom lachen en zich bekrullen. Fr. rire à ventre d&eac...

2024-04-28
Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

F.A. Stoett

Zich een bochel lachen

zeer hard lachen; eigenlijk zo lachen dat men een bochel krijgt, doordat men zich geheel voorover buigt en de rug dus krom gaat staan; vgl. de synonieme uitdrukkingen zich een bult, een puist, een kliek, een aap, een mik lachen; Zuidnederl.: zich krul lachen of lachen dat men krult, zich krom lachen en zich bekrullen. Fr. rire à ventre d&eac...