Zich de kaas niet van het brood laten eten
zich niet laten ontnemen wat zijn deel is, geen doetje zijn, haar op de tanden hebben, zich het gras niet van onder de voeten laten maaien, zijn pottagie niet laten nemen, zoals vroeger gezegd werd. Oorspr. luidt de uitdr. hi en sal hem sinen käse ende broot niet laten nemen (Servilius; Sartorius, e.a.). Vgl. het Zuidndl. zij laat het spek nie...