Maar niet alles goedvinden wat men iemand wil aandoen, voor zijn rechten en eigendommen opkomen. Oorspronkelijk: zijn kaas en brood niet laten nemen. Ontleend aan het Kaas- en broodspel, een eufemistische benaming voor de opstand van het ‘Kaas- en broodvolk’ (de Kennemers en de Westfriezen) in 1490 tegen keizer Maximiliaan, die het zgn. ruitergeld - een zeer hoge belasting - hief, welke én door de waardevermindering van de Goudgulden (van 64 op 17 stuiver) én door de misoogst onmogelijk opgebracht kon worden. Zij gingen in de strijd met vaandels, waarop een brood en een kaas geschilderd waren en zeiden, dat zij alleen de wapens hadden opgevat om deze twee te behouden, daar zij anders zouden moeten sterven van honger. Zij verloren de strijd (vnl. tegen de Duitse soldaten van Albrecht van Saksen), doch lieten het spreekwoord na, zij het dan dat het de zaak niet precies meer weergeeft