Wat is de betekenis van ZELFSTANDIGHEID?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zelfstandigheid

zelfstandigheid - Zelfstandignaamwoord 1. het zelfstandig zijn Woordherkomst afgeleid van zelfstandig met het achtervoegsel -heid Verwante begrippen autonomie, onafhankelijkheid

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zelfstandigheid

zelfstandigheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: zelf-stan-dig-heid 1. niet afhankelijk zijn van anderen ♢ de autonomie van deze kinderen is groot Zelfstandig naamwoord: zelf-stan-dig-heid de zelfstandigheid...

2024-04-26
MOM's lexicon van de opvoedmisstanden

Marga Schiet (2003)

Zelfstandigheid

Een kind wordt vanzelf zelfstandig. Elk kind heeft de drang om uit zichzelf dingen te gaan ondernemen. Ouders bepalen in hoeverre een kind die drang kan uitleven. Een kind wordt pas zelfstandig als hij de kans krijgt om zelf steeds iets nieuws te mogen doen wat hij nog moet leren. Blijven ouders alles voor een kind doen, dan wordt een kind niet zel...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zelfstandigheid

s., selsstannigens.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zelfstandigheid

v. (...heden), 1. het zelfstandigzijn, bestaan op zichzelf; — (rechtst.) dat wat iets tot de bedoelde zaak maakt: dwaling maakt een overeenkomst nietig, indien zij plaats heeft omtrent de zelfstandigheid der zaak (art. 1358 B.W.), de eigenschappen der zaak, waarop het volgens de bedoeling der partijen aankomt; 2. (van pers.) het staan...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zelfstandigheid

v., in bet. 2 en 3 zelfstandigheden (1 onafhankelijkheid; 2 bestanddeel b.v. van artsenijen, samenstellend bestanddeel van iets; 3 elk voorwerp op zich zelf): 1. de zelfstandigheid van een volk, van een land; zelfstandigheid van karakter; 2. een mengsel, bestaande uit verschillende zelfstandigheden; 3. zelfst. nw. zijn namen van zelfstandigheden.

2024-04-26
Encyclopedie voor Ziel- en Opvoedkunde

Drs. P. Wijkema (1936)

Zelfstandigheid

verworven vermogen van den mens, om als regel zijn werkzaamheden op eigen gezag en met eigen middelen te doen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Zelfstandigheid

wat (in tegenstelling met het ➝ accident) van nature op zich zelf dient te bestaan en niet in iets anders. Het feitelijk op zich zelf bestaan behoort niet tot het wezen eener z.: Christus’ menschelijke natuur is een z., die bestaat krachtens zijn goddelijke persoonlijkheid. De z. heeft een tweevoudige functie: ze is oorzaak en blijvende drage...