Wat is de betekenis van zelfbouwer?

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zelfbouwer

Het begrip zelfbouwer heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand die zijn huis zelf bouwt. iemand die zijn huis zelf bouwt in plaats van dat toe te vertrouwen aan architecten en bouwondernemers; iemand die zelf de leiding neemt bij het bouwen van zijn huis. 2) iemand die zelf een machine bouwt. iemand die zelf een voertuig of een...

2025-07-17
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zelfbouwer

Pers. die allerlei klussen, karweien in huis zelf verricht, m.n. karweien waarvoor men gewoonlijk een vakman laat komen; doe-het-zelver. Voor zelfbouwers: materiaal en gedetailleerd plan, Koerier 24/5/1978. Overgrote keuze in alle materialen voor zelfbouwers, Boom 26/5/1978. Ook o.a.: Koerier (e.d. Hasselt) 18/8/1976, p. 27....

Gerelateerde zoekopdrachten