zeg
...
Van Dale Uitgevers (1950)
I. tw. (eig. de geb. wijs enk. v. zeggen) om iemands aandacht te wekken: zeg, zag je hem? hé zeg, kom eens hier; II. zn. m., (Zuidn.) het zeggen, meningsuiting: zijn zeg hebben ; naar zijn zeg.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
zeg - Zelfstandignaamwoord 1. voornamelijk als verkleinwoord een uiting van wat men in een vergadering in te brengen heeft ♢ Nadat hij eindelijk zijn zegje gedaan had, ging men over tot het volgende punt. zeg - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd va...
Muiswerk Educatief (2017)
zeg - tussenwerpsel 1. om iemands aandacht te trekken ♢ zeg, luister je eigenlijk wel? 2. uitroep van emotie ♢ nou zeg! Tussenwerpsel: zeg
Michel Uyen
inspraak, zeggenschap. Die moeten ook hun zeg hebben. De gemeenten krijgen een grotere zeg in de gasdistributie.
Peter Bakema (2003)
(de) zegje. Journalist Peter Haex introduceert er onder meer Annie Van Keymeulen, Paul Claes, Luc Vandromme en Tom Naegels, die over stadsgeld en ontwortelde burgers zijn zeg mag doen. - DM, 05-09-2002. - weinig van zeg zijn, kort van stof zijn.
Walter De Clerck (1981)
1. Wat iemand te zeggen heeft of wil zeggen: zegje; - (zegsw.) weinig van zeg zijn, kort van stof, niet spraakzaam zijn; - naar zijn zeg, naar zijn mening, naar hij zegt. Haar moeder kwam weleens meekaarten op Zondagavond. Zij was een prettige, opgewekte vrouw, kende heel de stad en had over iedereen haar zeg, CLAES 1950, 121. Giste...
M. J. Koenen's (1937)
1. tw.; zie zeggen 1; 2. m. (Z.-N. het zeggen, mening, gerucht): zijn zeg hebben, zijn mening (mogen, kunnen) uiten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: