Gepubliceerd op 30-10-2017

zeg

betekenis & definitie

zeg - Zelfstandignaamwoord
1. voornamelijk als verkleinwoord een uiting van wat men in een vergadering in te brengen heeft
Nadat hij eindelijk zijn zegje gedaan had, ging men over tot het volgende punt.

zeg - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeggen
♢ Ik zeg
2. gebiedende wijs van zeggen
zeg!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeggen
zeg je?
4. een aankondiging van een voorbeeld
De kookpunten van metalen uit het d-blok, zeg wolfraam, zijn bijzonder hoog.