zakje
...
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), kleine zak ; (spr.) ook een duit in het zakje doen, zie Duit; — met het zakje gaan, met het kerkezakje collecteren ; — er is geen zakje in het zeil, het zeil staat geheel gespannen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
zakje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zak
M. J. Koenen's (1937)
o. zakjes (1 kleine zak, z. ald. voor uitdr.; 2 scheepst. plooi, rif, vouw in ‘t zeil): 1. zakjes plakken; 2. er was geen zakje in ‘t zeil, het zeil was gespannen, gunstige wind.
I.M. Calisch (1864)
Zakje, (B. *-N), o. (-s), kleine zak (in alle bet.); (apoth.) popje (vastgebonden stukje stof) met specerijen of kruiden. *-SBLOEM, m. zek. plant.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: