Wat is de betekenis van ZABBEREN?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zabberen

(1934) (Brussel, Barg.) soep eten. • (Paul Hermant: Woordenlijst van Brusselsch Bargoensch (Burgonsch) in De Brabantsche folklore, 13/09/1933 – juli 1934) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zabberen

zabberen - Werkwoord 1. knoeien of kliederen Laat hem maar even een zabberen. Woordherkomst (freqtt) zabben met het achtervoegsel -el

2024-04-27
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

zabberen

kwijlen, sabbelen Als we weer eens op onze balpen zaten te zabberen, kregen we de opdracht om vijf regels te schrijven over een fopspeen. Balanceerden we met onze stoel op twee poten, kregen we 'vijf lijntjes over een stoel heeft vier poten'. (Het Belang van Limburg) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 1 Vlaamsheid: 2

2024-04-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

zabberen

(zabberde, gezabberd) sabbelen, likken, zuigen, lurken. Chauffeurs die aan het ademtesttoestel zabberen in plaats van erop te blazen, zijn gegarandeerd positief. - GvA, 19-12-1998.

2024-04-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zabberen

1. Kwijlen; - (kwijlend) likken (aan iets), sabbelen (op iets); voortdurend (aan iets) zuigen; - (trans.) (koffie) slurpen; (aan een pijp e.d.) lurken Het was maar een boerenmeisje van een jaar of acht dat aan een suikerstek stond te zabberen voor de vitrien, WALSCHAP 1939, 56. Wijven, die ... bij de tafels ... vóór het eethuis van Bo...

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zabberen

(zabberde, heeft gezabberd), 1.kwijlen ; 2. voortdurend aan iets zuigen ; — (Zuidn.) slordig en langzaam slorpen ; 3. (Zuidn.) stofregenen. Ook SABBEREN. ZABBERING, v., het kwijlen

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zabberen

zabberde, h. gezabberd (kwijlen, zeveren; Z.-N. stofregenen).

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zabberen

(zabberde, heeft gezabberd) 1. kwijlen, zeveren. 2. voortdurend aan iets zuigen.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)