In zijn vuistje lachen
in jezelf ergens plezier hebben
F. Stoett (1977)
heimelijk lachen, zich in stilte verheugen, veelal over het ongeluk van anderen; eig. achter de voor de mond half toegeknepen hand lachen; ook iets in zijn vuist belachen. Het eerst bij Servilius. Vgl. Fr. rire dans sa barbe, sous cape; Hd. sich ins Fäustchen lachen; dial. grifflachen („in den Griff der Hand lachen”); Eng. to laugh...
T. Pluim (1921)
over een anders ongeluk heimelijk lachen; letterlijk: met de hand voor den mond, zoodat men het niet ziet.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: