WINDBUIL, m. (-en), windmaker, grootspreker, snoever, pochhans;
...BUILEN, v. mv. netelzucht;
...BUIS, v. (...zen), zakpijp, deel van een orgel;
...BUKS, v. (-en), buks of geweer waarvan de lading door samengeperste lucht voortgedreven wordt;
...DOORN,
...DOREN, m. (-s), (geneesk.) kwaadaardige beeneter; chronische ontsteking van het beendermerg in de vingers en teenen van scrophuleuze kinderen.