Wie een ander jaagt, staat zelf niet stil
als men er op uit is een ander te bestrijden of hem het leven zuur te maken, heeft men zelf ook geen rust; men is zelf de slaaf van de boosheid waaraan men toegeeft. Reeds vermeld in Prov. Comm.: „die den anderen iaghet es selden wel gherust” (n° 269); ook in GDS: „wie een ander iaecht, die en rust seluer niet” (bl. 104)...