weelde
(1978) (euf.) forse boezem. • Soms, als zij bij ons op visite zat, haar weelde door een zomerjurk omspannen, bleek één verlangen maar niet uit te bannen: mijn kinderhand te leggen op haar boezemschat. (Simon Carmiggelt: De gedichten. 2011) • Het baren, zoals zijn vader hem had toevertrouwd, zou geen probleem zijn. Dat zat w...