Vue
[Fr., van voir, Lat. videre = zien] 1 blik; 2 uitzicht; 3 -d’oiseau, gezicht in vogelvlucht; 4 -s hebben op, een oogje hebben op; ook: dingen naar (bijv. een post); 5 à -, onvoorbereid, van het blad (spelen).
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr., van voir, Lat. videre = zien] 1 blik; 2 uitzicht; 3 -d’oiseau, gezicht in vogelvlucht; 4 -s hebben op, een oogje hebben op; ook: dingen naar (bijv. een post); 5 à -, onvoorbereid, van het blad (spelen).
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
kijk, blik, vue d’oiseau: vogelperspectief; à vue: opzicht (van wissel) ; à vue spelen : van het blad onvoorbereid spelen; vues op iemand hebben: een oogje op iemand hebben
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
’t zien, gezicht; blik, oog; zicht; uitzicht, gezicht; plaat, kiekje, lantaarnplaatje; voornemen, oogmerk, plan; inzicht, doorzicht; la vue de la misère, de aanblik van de ellende; seconde vue, tweede gezicht; clairvoyance; avoir la vue basse (courte), bijziend zijn; fig. kortzichtig zijn; avoir la vue bonne, goede ogen hebben, goed zi...
Van Dale Uitgevers (1950)
(Fr.), v. (-s), blik : vues op iem. hebben, een oogje op hem hebben, naar zijn (haar) hand dingen; — à vue, op zicht (van wissels); (muz.) d vue spelen, van het blad, onvoorbereid; — (ton.) changement à vue, decorverandering bij open doek.
M. J. Koenen's (1937)
v. -s; Fr. gezicht; uitzicht; inzicht: vues hebben op, a) willen hebben, b) inz. iem. als echtgeno(o)t(e) willen hebben.
Jozef Verschueren (1930)
(vu) v. (-s) [Fr.] wat men ziet nl. 1. gezicht, uitzicht. → à vue. 2. inzicht : -s op iemand hebben, (als echtgenoot, echtgenote) willen hebben.
dr. Jan Romein (1906)
vr. Fr., gezicht, uitzicht; vues hebben op iemand, zijn oog op iemand laten vallen (voor een huwelijk).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: